Goede fietsverlichting is essentieel voor de verkeersveiligheid. Dat begint natuurlijk bij gezien worden door andere verkeersdeelnemers. Maar ook zelf de weg en de omgeving kunnen zien is van groot belang.
Onderzoek, bijvoorbeeld van SWOV, laat zien dat weliswaar overdag de meeste slachtoffers vallen, maar dat als gecorrigeerd wordt voor de gefietste kilometers, de kans om een ongeluk te krijgen in het donker veel groter is. Goede fietsverlichting is dus uiterst belangrijk om narigheid te voorkomen. Opmerkelijk is ook dat automobilisten zich (terecht) zeer ergeren aan fietsers zonder licht, maar dat niet zeker is of zij als fietser altijd wel hún eigen licht, of dat van hun gezinsleden, in orde hebben.
Toch fietst slechts 64 procent van alle fietsers met voor- en achterlicht. Dit blijkt uit onderzoek van Rijkswaterstaat. De overige 36 procent fietst met onvoldoende of geen verlichting. In de vier grote steden ligt dit gemiddelde nog lager. Daar heeft 47 procent van de fietsers de verlichting niet op orde. Vooral onder jongeren is het gebruik van fietsverlichting zorgwekkend. Frustrerend dat miljoenen Nederlanders dus zonder voldoende verlichting fietsen en daarmee zichzelf en anderen in gevaar brengen.
De Nederlandse verkeerswetgeving kent daarbij slechts minimale regelgeving voor fietsverlichting en ook van Europese normering is geen sprake. Zodra een fietser aan de voorzijde enige vorm van wit en aan de achterzijde rood licht voert, is dat voor de wet voldoende. Dat licht moet ononderbroken branden; het mag dus niet knipperen.
Aan de kwaliteit van die verlichting worden verder geen eisen gesteld. Toch zijn er zeer grote verschillen in de prestaties van verschillende soorten fietsverlichting. Het RKF biedt duidelijke handvatten om die verschillen duidelijk te maken.
Lees ook onze Tips over fietsverlichting.